Uwagi:
Uwagi vertaalt zich letterlijk in ‘ bovenhemd ‘ en verwijst naar de bovenste helft van het uniform. Het is waarschijnlijk het meest bekende stuk krijgskunstkleding omdat het ook wordt gedragen voor Karate, Kendo, Judo en enkele andere vechtsporten. Het lijkt op de meer formele kimono , behalve dat de totale lengte korter is en de mouwen niet zo breed zijn. De uwagi wordt meestal genoemd op basis van de kunst die de beoefenaar beoefent, in de vorm van iaidogi, kendogi, karategi, judogi, enz .; het wordt ook vaak eenvoudigweg een gi genoemd . Gi’szijn verkrijgbaar in verschillende kleuren en materialen; populaire kleuren zijn zwart, blauw en wit, en zweetabsorberend materiaal heeft over het algemeen de voorkeur boven katoen of synthetische stoffen zoals tetron.
Obi:
Obi is een sjerp die in de taille wordt gedragen. Terwijl sommige beoefenaars ervoor kiezen om banden te gebruiken die vergelijkbaar zijn met die van Karate of Tae Kwon Do, worden kaku-obi (traditionele sjerpen gemaakt van katoen) door anderen gedragen. De obi gedragen door vrouwen in kimono hebben overdreven en elegante knopen, maar de Iaido-beoefenaar draagt de obi om een heel praktische reden. Afhankelijk van rang en status worden een tot twee zwaarden gedragen met de schede door de lussen van de riem. Obi is er in veel verschillende stijlen en kleuren.
Hakama:
De hakama is een doorgaans donker gekleurde broekrok die door beoefenaars van bepaalde krijgskunsten, zoals iaido, jodo, kendo, kyudo en aikido, wordt gedragen. De hakama wordt bij het middel vastgeknoopt en komt tot op enkelhoogte.
In het oude Japan kwamen hakama’s in verschillende vormen en verschillende lagen van de bevolking voor, zowel bij de adel als bij de samoerai, maar ook bij de boeren op het veld. De huidige meest voorkomende hakama is die die oorspronkelijk door de samoerai werd gedragen en diende vooral om de benen van de ruiter te beschermen tijdens het paardrijden.
Bij de opkomst van aikido, in de jaren dertig, was het dragen van een hakama verplicht voor alle aikidoka’s. Het witte trainingspak werd toen gezien als onderkleding, waarboven uit beleefdheid een hakama werd gedragen. De armere beoefenaars waren voor het maken van hun hakama’s echter aangewezen op minderwaardige materialen. Toen deze situatie na de oorlog nog verergerde werd als een tijdelijke maatregel aangenomen dat het voorlopig toegestaan was aikido te beoefenen zonder hakama totdat de aikidoka de graad van shodan bereikte (eerste graad zwarte gordel). Het onderscheid tussen hakama en niet-hakama werd dus louter uit financiële overwegingen gemaakt, niet als technische gradatie.
In het huidige aikido kan het dragen van de hakama van organisatie tot organisatie verschillen. Soms wordt de hakama vanaf de eerste les gedragen, soms enkel vanaf de graad van shodan en soms ergens ertussenin, eventueel ook nog afhankelijk van het feit of de aikidoka een man of vrouw is.
In de hakama bevinden zich zeven vouwen, vijf aan de voorzijde en twee aan de achterzijde. Zij representeren samen de zeven deugden van Budo.
Voorzijde:
- Jin (menslievendheid)
- Gi (eer en gerechtigheid)
- Rei (beleefdheid en etiquette)
- Chi (wijsheid en intelligentie)
- Shin (oprechtheid)
Achterzijde:
- Chu (loyaliteit)
- Koh (vroomheid)